Het mobiliteitsbudget 2.0: een pak eenvoudiger én uitgebreider
17/01/2023 - Gepubliceerd door : FiduPress < Terug
Het mobiliteitsbudget als alternatief voor de bedrijfswagen kende in zijn eerste drie jaar maar weinig succes. Daarom besliste de Belgische regering eind 2021 om het over een andere boeg te gooien. Het mobiliteitsbudget bleef bestaan, maar is sindsdien eenvoudiger, soepeler en uitgebreider. Let op: respecteer de minimum- en maximumgrenzen!
#1 Gedaan met wachttermijnen voor werknemers
Vroeger moesten je werknemers op het moment van de aanvraag minstens 3 ononderbroken maanden over een bedrijfswagen beschikken (of ervoor in aanmerking komen) én tijdens de 36 maanden vóór de aanvraag minstens 12 maanden over een bedrijfswagen beschikken (of ervoor in aanmerking komen). Dat alles vervalt vanaf 2022.
Het gevolg: iemand die nu in aanmerking komt voor een bedrijfswagen – bijvoorbeeld door promotie – kan onmiddellijk een mobiliteitsbudget krijgen. Geen onderscheid meer tussen anciens, nieuwe of bevorderde werknemers, dus. Het blijft wel vereist dat de werknemer behoort tot/terecht komt in een functiecategorie die recht geeft op een bedrijfswagen.
Opgelet! De wachttermijn voor werkgevers blijft wel behouden. Dat wil zeggen dat je het mobiliteitsbudget pas kunt invoeren als je al minstens 36 maanden minstens één bedrijfswagen aan minstens één werknemer ter beschikking stelt. Voor startende werkgevers geldt een uitzondering op deze termijn.
#2 Duurzame mobiliteit wordt verplicht
Het mobiliteitsbudget bestaat nog altijd uit dezelfde 3 pijlers:
- pijler 1: milieuvriendelijke bedrijfswagen met een max. CO2-uitstoot van 95 g/km
- pijler 2: duurzame mobiliteit, zoals openbaar vervoer of fietsen
- pijler 3: cash, het deel van het mobiliteitsbudget dat de werknemer niet gebruikt voor de financiering van een milieuvriendelijke bedrijfswagen en/of duurzame mobiliteitsmodi
Tot 2021 mocht je kiezen welke pijlers je aanbood aan je werknemers, maar vanaf 2022 moet je minstens een aanbod hebben in pijler 2. Zo wil de regering groene mobiliteit nog meer stimuleren.
#3 Meer duurzame keuzemogelijkheden
Om werkgevers te helpen om aan voorgaande verplichting te voldoen, wordt pijler 2 opengetrokken. Per categorie zijn dit de nieuwigheden die binnen het mogelijke budget vallen:
Openbaar vervoer
- abonnementen voor het openbaar vervoer voor inwonende gezinsleden
- voor de werknemer zelf moet het abonnement niet meer gelinkt zijn aan zijn woon-werkverkeer, elk type abonnement is dus mogelijk
- parkeerkosten die verband houden met het gebruik van openbaar vervoer
Zachte mobiliteit (fietsen, bromfietsen, step, monowheel, …)
- stallingskosten
- niet-verplichte uitrusting die de zichtbaarheid en bescherming van bestuurder en passagier verbeteren (zoals fietshelmen en fluohesjes)
- exclusieve voetgangerspremie van maximaal 0,25 euro voor de woon-werkafstand die een werknemer te voet aflegt (of met een step, monowheel, rollator …)
- elektrische drie- en vierwielers geschikt voor personenvervoer
- afsluiten van een lening voor de financiering van zachte mobiliteitsmodi
Huisvesting
- interesten en kapitaalaflossingen van een hypothecaire lening of huurkosten van werknemers die binnen een straal van 10 kilometer van het werk wonen (vroeger: 5 kilometer en geen kapitaalaflossingen).
Belangrijk: wanneer een werknemer vooral van thuis werkt, is zijn woonplaats voor de betrokken maanden de normale werkplek. Hierdoor kan hijsowieso het mobiliteitsbudget inzetten – ook al woont hij bijv. op 25 km van kantoor. Voorwaarde is wel dat je huisvestingskosten als keuzemogelijkheid opneemt in het mobiliteitsbudget.
De lijst is lang, maar je bent niet verplicht om alles aan te bieden. Je mag je beperken tot een aanbod dat administratief beheersbaar is en uiteraard ook aansluit bij de mobiliteitsbehoeften van je personeel.
#4 Invoering van minimum- en maximumbudgetten
Om misbruiken tegen te gaan, wordt het mobiliteitsbudget sinds 1 januari 2022 begrensd. Zo moet het minimaal 3.000 euro bedragen, tot maximaal een vijfde van het bruto jaarloon van de werknemer. Het absolute plafond per kalenderjaar ligt vast op 16.000 euro.
Let op! Kende je al een mobiliteitsbudget toe vóór 3 december 2021 – de publicatiedatum van de nieuwe wet – dan krijg je nog tot 1 januari 2023 om je aan deze nieuwe grenzen aan te passen. De tijd dringt dus.
Tip: je kunt ervoor kiezen om bij de bepaling van het mobiliteitsbudget geen rekening te houden met de kosten voor professionele verplaatsingen. Je moet die kosten dan wel nog apart vergoeden aan je werknemer.
Momenteel wordt het respecteren van de grenzen slechts eenmaal gecontroleerd: bij de eerste toekenning van het mobiliteitsbudget. Maar de Nationale Arbeidsraad (NAR) en de Centrale Raad voor het bedrijfsleven (CRB) pleiten voor regelmatiger controles. Ze stellen ook voor om de de minimum- en maximumgrenzen van 3000 en 16.000 euro te indexeren. Zo blijft het mobiliteitsbudget ook in de toekomst aantrekkelijk. Of deze adviezen regelgeving worden, blijft afwachten.
#5 Enkel emissievrije bedrijfswagens vanaf 2026
Vanaf 1 januari 2026 kunnen werknemers enkel nog bedrijfswagens kiezen zonder CO2-uitstoot. Volledig elektrische wagens, dus of wagens op waterstof. Deze regel zal overigens gelden voor alle gemotoriseerde voertuigen die binnen het mobiliteitsbudget vallen, maar ook voor autodelen en diensten voor wagenverhuur met chauffeur. In onze blog lees je er alles over.
Samen voor een groenere planeet
Het vernieuwde mobiliteitsbudget biedt meer opties aan werknemers die hun bedrijfswagen willen inruilen voor groener vervoer. De federale regering wil het concept zo nieuw leven inblazen. Het einddoel: de uitstoot van ons wagenpark drastisch verminderen. En daar kun je als werkgever toe bijdragen.
Terug![]()